maandag 30 mei 2011

Antimicrobiële groeibevorderaars

Antimicrobiële groeibevorderaars

Ge­pu­bli­ceerd
28 sep­tem­ber 1998

Down­load pu­bli­ca­ties

Achtergrond

Kan het gebruik van an­ti­bi­o­ti­ca als groei­be­vor­de­raar in de dier­hou­de­rij leiden tot het ont­staan van bacteriële re­sis­ten­tie bij de mens? Deze vraag wordt de laatste jaren met steeds grotere nadruk op­ge­wor­pen. Wel­is­waar zijn hier­over veel we­ten­schap­pe­lij­ke pu­bli­ca­ties ver­sche­nen, maar een dui­de­lijk ant­woord lijkt nog te ont­bre­ken.

Het We­ten­schap­pe­lijk Comité voor Dier­voe­ding van de Eu­ro­pe­se Com­mis­sie bracht in juli 1996 een rapport uit over avopar­ci­ne, een veel ge­bruik­te an­ti­mi­cro­biële groei­be­vor­de­raar (AMGB). Avopar­ci­ne is verwant aan van­co­my­ci­ne, het enige thans nog be­schik­ba­re an­ti­bi­o­ti­cum dat ef­fec­tief is bij de be­han­de­ling van patiënten met in­fec­ties van me­thi­cil­li­ne­re­sis­ten­te Stap­hy­lo­coc­cus aureus (MRSA). Re­sis­ten­tie tegen van­co­my­ci­ne doet zich al voor bij een andere ver­wek­ker van zie­ken­huis­in­fec­ties: En­ter­o­coc­cus spp.. Hoewel het comité meende dat er geen slui­tend we­ten­schap­pe­lijk bewijs was voor de vorming van re­sis­ten­tie van voor de mens pa­tho­ge­ne bacteriën als gevolg van het gebruik van avopar­ci­ne als groei­be­vor­de­raar bij land­bouw­huis­die­ren, achtte het de aan­wij­zin­gen in die rich­ting ook niet vol­doen­de weer­legd. Mede op grond van deze con­clu­sie heeft de Eu­ro­pe­se Com­mis­sie het gebruik van avopar­ci­ne als groei­be­vor­de­raar in de EU tot 1999 ver­bo­den.

De Mi­nis­ter van Land­bouw, Na­tuur­be­heer en Vis­se­rij heeft, mede namens de Staats­se­cre­ta­ris voor Volks­ge­zond­heid, Welzijn en Sport, de Ge­zond­heids­raad in juli 1997 advies ge­vraagd over de ge­zond­heids­ri­si­co’s van het gebruik van an­ti­mi­cro­biële groei­be­vor­de­raars in de dier­hou­de­rij. In het voor­lig­gen­de advies geeft een ter be­ant­woor­ding van deze vraag in­ge­stel­de com­mis­sie van de Raad een beknopt over­zicht van hetgeen bekend is over re­sis­ten­tie-​ont­wik­ke­ling bij de mens, in het bij­zon­der tegen de an­ti­bi­o­ti­ca die, behalve als an­ti­mi­cro­biële groei­be­vor­de­raar, ook als ge­nees­mid­del worden ge­bruikt.
Bevindingen

An­ti­mi­cro­biële groei­be­vor­de­raars worden in Ne­der­land in ruime mate in de dier­hou­de­rij­ge­bruikt. Het vóórkomen van re­sis­ten­tie tegen deze an­ti­bi­o­ti­ca in de darm­flo­ra van de be­han­del­de land­bouw­huis­die­ren staat met dit gebruik in verband. Deze bacteriële re­sis­ten­tieis niet alleen aan­ge­trof­fen bij mensen die met deze dieren in driect contact staan,maar ook bij gezonde ste­de­lin­gen.


De ont­wik­ke­ling van an­ti­bi­o­ti­cum­re­sis­ten­tie bij mensen heeft be­lang­rij­ke risico’s voor de volks­ge­zond­heid. Het re­sis­ten­tie­pro­bleem in zie­ken­hui­zen wordt voor­na­me­lijk ver­oor­zaakt door het the­ra­peu­tisch gebruik van an­ti­bi­o­ti­ca bij de be­han­de­ling van daar ver­blij­ven­de patiënten. De oorzaak van re­sis­ten­tie-​ont­wik­ke­ling in de al­ge­me­ne be­vol­king is echter minder dui­de­lijk. Wel is dui­de­lijk dat deze oorzaak niet alleen kan liggen in het the­ra­peu­tisch gebruik van an­ti­bi­o­ti­ca in de me­di­sche prak­tijk. Omdat over­dracht van re­sis­ten­te bacteriën van dier naar mens mo­ge­lijk is, draagt het gebruik van an­ti­mi­cro­biële mid­de­len in de dier­hou­de­rij, waar­on­der groei­be­vor­de­raars, bij aan het re­sis­ten­tie­pro­bleem bij de mens.

De toe­pas­sing van an­ti­mi­cro­biële groei­be­vor­de­raars in de dier­hou­de­rij levert een aan­zien­lij­ke­bij­dra­ge aan het totale gebruik van an­ti­bi­o­ti­ca in Ne­der­land. Het is dui­de­lijk dathet gebruik van ver­schei­de­ne an­ti­bi­o­ti­ca, zoals avopar­ci­ne, ba­ci­tra­ci­ne, ty­lo­si­ne, car­ba­doxen ola­quin­dox, als AMGB in de dier­hou­de­rij leidt tot re­sis­ten­tie tegen deze mid­de­len­bij dieren. Even­eens is dui­de­lijk dat zowel re­sis­ten­te voor de mens pa­tho­ge­ne bacteriën(Sal­mo­nel­la spp., Cam­py­lo­bac­ter spp.) als re­sis­ten­te com­men­sa­le bacteriën (E. colien en­te­ro­kok­ken) uit de darm­flo­ra van land­bouw­huis­die­ren de mens kunnen be­smet­ten. De mo­ge­lijk­heid van over­dracht van re­sis­ten­tie­ge­nen van bacteriën van land­bouw­huis­die­ren naar voor de mens pa­tho­ge­ne mi­cro-​or­ga­nis­men, waar­door re­sis­ten­te pa­tho­ge­nen ont­staan, is aan­ne­me­lijk gemaakt, zowel in la­bo­ra­to­ri­um-​ als in veld­on­der­zoek. De ge­ge­vens over de pre­va­len­tie van van­co­my­ci­ne­re­sis­ten­te En­ter­o­coc­cus spp. (VRE) geven sterke aan­wij­zin­gen dat de zo­ge­he­ten va­nA-​re­sis­ten­tie­ge­nen, die zijn aan­ge­toond in en­te­ro­kok­ken bij de mens in de al­ge­me­ne be­vol­king, af­kom­stig kunnen zijn uit de dier­po­pu­la­tie. De re­la­tie­ve bij­dra­ge van het re­ser­voir aan re­sis­ten­tie­ge­nen bij dieren aan de pre­va­len­tie van re­sis­ten­te mi­cro-​or­ga­nis­men bij de mens is echter nog niet bekend.

Bacteriële re­sis­ten­tie tegen an­ti­bi­o­ti­ca die als groei­be­vor­de­raar worden ge­bruikt én
als the­ra­peu­ti­cum (al dan niet in de vorm van een struc­tuur-​ana­loog) in de ge­nees­kun­de, zoals de gly­co­pep­ti­den en de MLS-​an­ti­bi­o­ti­ca, komt niet alleen voor in zie­ken­hui­zen maar ook in de al­ge­me­ne be­vol­king.

In­fec­ties van re­sis­ten­te bacteriën ver­oor­za­ken een sterke toename van het aantal com­pli­ca­ties, een langere ziek­te­duur, the­ra­pie­fa­len en een hoger sterf­te­ri­si­co tot gevolg. Dit gaat gepaard met een ver­ho­ging van de kosten voor me­di­sche zorg. In Ne­der­land is het re­sis­ten­tie­vraag­stuk op dit moment nog be­heers­baar, maar ont­wik­ke­lin­gen in andere delen van Europa en in de Ver­e­nig­de Staten zijn ver­ont­rus­tend. Zo heeft men in de Ver­e­nig­de Staten grote pro­ble­men met de be­strij­ding van zie­ken­huis­in­fec­ties van mul­ti­re­sis­ten­te, ook van­co­my­ci­ne­re­sis­ten­te, en­te­ro­kok­ken. Als de van­co­my­ci­ne­re­sis­ten­tie wordt over­ge­dra­gen op de MR­SA-​bac­te­rie, hetgeen de com­mis­sie zeker niet uit­ge­slo­ten acht, ont­staat een zeer ern­sti­ge si­tu­a­tie voor de volks­ge­zond­heid.

De com­mis­sie con­clu­deert dat het ver­schijn­sel van bacteriële re­sis­ten­tie tegen an­ti­bi­o­ti­ca een niet te ver­on­t­acht­za­men risico be­te­kent voor de volks­ge­zond­heid dat om spoedig te nemen maat­re­ge­len vraagt. Hoewel de kennis over de bij­dra­ge van het AM­GB-​ge­bruik aan de ernst van het pro­bleem nog niet vol­le­dig is, meent zij dat met be­trek­king tot dit gebruik con­cre­te maat­re­ge­len ge­recht­vaar­digd en nood­za­ke­lijk zijn.

Maatregelen

Maat­re­ge­len ter in­per­king van risico’s voor de volks­ge­zond­heid moeten zich in de ziens­wij­ze van de com­mis­sie richten op een ef­fec­tie­ve ver­min­de­ring van de kans op re­sis­ten­tie-​ont­wik­ke­ling voor mid­de­len die als the­ra­peu­ti­ca bij mens en dier worden of zullen worden toe­ge­past, én op een re­duc­tie van de totale re­sis­ten­tie­ge­nen­pool in het bi­o­tisch milieu. Met het oog op de volks­ge­zond­heid geeft de com­mis­sie met be­trek­king tot het gebruik van AMGB’s de vol­gen­de maat­re­ge­len in over­we­ging:

Een zo spoedig mogelijke beëindiging van het gebruik van de middelen die leiden tot resistentie tegen antibiotica die op dit moment worden toegepast bij de behandeling van patiënten met bacteriële infecties en daaraan verwante antibiotica. Het betreft de antimicrobiële groeibevorderaars avoparcine, tylosine en spiramycine. Deze aanbeveling geldt ook voor de AMGB’s die verwant zijn aan antibiotica welke op termijn beschikbaar zullen komen voor toepassing bij de mens en waarvoor kruisresistentie bestaat (virginiamycine, avilamycine en bacitracine).
Op de langere termijn beëindiging van het gebruik van alle antimicrobiële middelen als groeibevorderaar in de dierhouderij. De commissie denkt hier aan een termijn van drie jaar. Aangeraden wordt te bevorderen dat in deze periode verder onderzoek wordt gedaan naar de gevolgen voor de diergezondheid en naar de mogelijkheden van het gebruik van alternatieven zoals pro- en prebiotica, organische zuren en enzymen.
Het opzetten van een surveillance-netwerk, bij voorkeur op EU-niveau, om de ontwikkeling van antibioticumresistentie te signaleren door het controleren van bacteriën afkomstig van mens en dier en van producten uit de voedselketen. Het is essentieel dat de uitkomsten van een dergelijke resistentiesurveillance kunnen worden gekoppeld aan betrouwbare gegevens over het gebruik van antibiotica bij mens en dier. Daarom moet worden bevorderd dat de verbruiksgegevens van deze middelen adequaat en op toegankelijke wijze worden geregistreerd.

Ten slotte wijst de com­mis­sie op de nood­zaak het the­ra­peu­tisch gebruik van an­ti­bi­o­ti­ca bij de mens en het the­ra­peu­tisch en pre­ven­tief gebruik bij het dier kri­tisch te (blijven) volgen en waar mo­ge­lijk te be­per­ken.

Gezien het in­ter­na­ti­o­na­le han­dels­ver­keer is het wen­se­lijk dat de maat­re­ge­len gericht op het te­rug­drin­gen van bacteriële re­sis­ten­tie-​ont­wik­ke­ling als gevolg van AM­GB-​ge­bruik niet beperkt blijven tot Ne­der­land. Ter­wil­le van een op­ti­ma­le doel­tref­fend­heid moeten der­ge­lij­ke maat­re­ge­len in in­ter­na­ti­o­naal verband, en ten­min­ste op het niveau van de Eu­ro­pe­se Unie worden genomen.
Download publicaties Ge­zond­heids­raad: Com­mis­sie An­ti­mi­cro­biële groei­be­vor­de­raars. An­ti­mi­cro­biële groei­be­vor­de­raars. Rijs­wijk: Ge­zond­heids­raad, 1998; pu­bli­ca­tie nr 1998/15.
Down­load pu­bli­ca­ties 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten