Antimicrobiële groeibevorderaars
Gepubliceerd
28 september 1998
Download publicaties
Achtergrond
Kan het gebruik van antibiotica als groeibevorderaar in de dierhouderij leiden tot het ontstaan van bacteriële resistentie bij de mens? Deze vraag wordt de laatste jaren met steeds grotere nadruk opgeworpen. Weliswaar zijn hierover veel wetenschappelijke publicaties verschenen, maar een duidelijk antwoord lijkt nog te ontbreken.
Het Wetenschappelijk Comité voor Diervoeding van de Europese Commissie bracht in juli 1996 een rapport uit over avoparcine, een veel gebruikte antimicrobiële groeibevorderaar (AMGB). Avoparcine is verwant aan vancomycine, het enige thans nog beschikbare antibioticum dat effectief is bij de behandeling van patiënten met infecties van methicillineresistente Staphylococcus aureus (MRSA). Resistentie tegen vancomycine doet zich al voor bij een andere verwekker van ziekenhuisinfecties: Enterococcus spp.. Hoewel het comité meende dat er geen sluitend wetenschappelijk bewijs was voor de vorming van resistentie van voor de mens pathogene bacteriën als gevolg van het gebruik van avoparcine als groeibevorderaar bij landbouwhuisdieren, achtte het de aanwijzingen in die richting ook niet voldoende weerlegd. Mede op grond van deze conclusie heeft de Europese Commissie het gebruik van avoparcine als groeibevorderaar in de EU tot 1999 verboden.
De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij heeft, mede namens de Staatssecretaris voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de Gezondheidsraad in juli 1997 advies gevraagd over de gezondheidsrisico’s van het gebruik van antimicrobiële groeibevorderaars in de dierhouderij. In het voorliggende advies geeft een ter beantwoording van deze vraag ingestelde commissie van de Raad een beknopt overzicht van hetgeen bekend is over resistentie-ontwikkeling bij de mens, in het bijzonder tegen de antibiotica die, behalve als antimicrobiële groeibevorderaar, ook als geneesmiddel worden gebruikt.
Bevindingen
Antimicrobiële groeibevorderaars worden in Nederland in ruime mate in de dierhouderijgebruikt. Het vóórkomen van resistentie tegen deze antibiotica in de darmflora van de behandelde landbouwhuisdieren staat met dit gebruik in verband. Deze bacteriële resistentieis niet alleen aangetroffen bij mensen die met deze dieren in driect contact staan,maar ook bij gezonde stedelingen.
De ontwikkeling van antibioticumresistentie bij mensen heeft belangrijke risico’s voor de volksgezondheid. Het resistentieprobleem in ziekenhuizen wordt voornamelijk veroorzaakt door het therapeutisch gebruik van antibiotica bij de behandeling van daar verblijvende patiënten. De oorzaak van resistentie-ontwikkeling in de algemene bevolking is echter minder duidelijk. Wel is duidelijk dat deze oorzaak niet alleen kan liggen in het therapeutisch gebruik van antibiotica in de medische praktijk. Omdat overdracht van resistente bacteriën van dier naar mens mogelijk is, draagt het gebruik van antimicrobiële middelen in de dierhouderij, waaronder groeibevorderaars, bij aan het resistentieprobleem bij de mens.
De toepassing van antimicrobiële groeibevorderaars in de dierhouderij levert een aanzienlijkebijdrage aan het totale gebruik van antibiotica in Nederland. Het is duidelijk dathet gebruik van verscheidene antibiotica, zoals avoparcine, bacitracine, tylosine, carbadoxen olaquindox, als AMGB in de dierhouderij leidt tot resistentie tegen deze middelenbij dieren. Eveneens is duidelijk dat zowel resistente voor de mens pathogene bacteriën(Salmonella spp., Campylobacter spp.) als resistente commensale bacteriën (E. colien enterokokken) uit de darmflora van landbouwhuisdieren de mens kunnen besmetten. De mogelijkheid van overdracht van resistentiegenen van bacteriën van landbouwhuisdieren naar voor de mens pathogene micro-organismen, waardoor resistente pathogenen ontstaan, is aannemelijk gemaakt, zowel in laboratorium- als in veldonderzoek. De gegevens over de prevalentie van vancomycineresistente Enterococcus spp. (VRE) geven sterke aanwijzingen dat de zogeheten vanA-resistentiegenen, die zijn aangetoond in enterokokken bij de mens in de algemene bevolking, afkomstig kunnen zijn uit de dierpopulatie. De relatieve bijdrage van het reservoir aan resistentiegenen bij dieren aan de prevalentie van resistente micro-organismen bij de mens is echter nog niet bekend.
Bacteriële resistentie tegen antibiotica die als groeibevorderaar worden gebruikt én
als therapeuticum (al dan niet in de vorm van een structuur-analoog) in de geneeskunde, zoals de glycopeptiden en de MLS-antibiotica, komt niet alleen voor in ziekenhuizen maar ook in de algemene bevolking.
Infecties van resistente bacteriën veroorzaken een sterke toename van het aantal complicaties, een langere ziekteduur, therapiefalen en een hoger sterfterisico tot gevolg. Dit gaat gepaard met een verhoging van de kosten voor medische zorg. In Nederland is het resistentievraagstuk op dit moment nog beheersbaar, maar ontwikkelingen in andere delen van Europa en in de Verenigde Staten zijn verontrustend. Zo heeft men in de Verenigde Staten grote problemen met de bestrijding van ziekenhuisinfecties van multiresistente, ook vancomycineresistente, enterokokken. Als de vancomycineresistentie wordt overgedragen op de MRSA-bacterie, hetgeen de commissie zeker niet uitgesloten acht, ontstaat een zeer ernstige situatie voor de volksgezondheid.
De commissie concludeert dat het verschijnsel van bacteriële resistentie tegen antibiotica een niet te verontachtzamen risico betekent voor de volksgezondheid dat om spoedig te nemen maatregelen vraagt. Hoewel de kennis over de bijdrage van het AMGB-gebruik aan de ernst van het probleem nog niet volledig is, meent zij dat met betrekking tot dit gebruik concrete maatregelen gerechtvaardigd en noodzakelijk zijn.
Maatregelen
Maatregelen ter inperking van risico’s voor de volksgezondheid moeten zich in de zienswijze van de commissie richten op een effectieve vermindering van de kans op resistentie-ontwikkeling voor middelen die als therapeutica bij mens en dier worden of zullen worden toegepast, én op een reductie van de totale resistentiegenenpool in het biotisch milieu. Met het oog op de volksgezondheid geeft de commissie met betrekking tot het gebruik van AMGB’s de volgende maatregelen in overweging:
Een zo spoedig mogelijke beëindiging van het gebruik van de middelen die leiden tot resistentie tegen antibiotica die op dit moment worden toegepast bij de behandeling van patiënten met bacteriële infecties en daaraan verwante antibiotica. Het betreft de antimicrobiële groeibevorderaars avoparcine, tylosine en spiramycine. Deze aanbeveling geldt ook voor de AMGB’s die verwant zijn aan antibiotica welke op termijn beschikbaar zullen komen voor toepassing bij de mens en waarvoor kruisresistentie bestaat (virginiamycine, avilamycine en bacitracine).
Op de langere termijn beëindiging van het gebruik van alle antimicrobiële middelen als groeibevorderaar in de dierhouderij. De commissie denkt hier aan een termijn van drie jaar. Aangeraden wordt te bevorderen dat in deze periode verder onderzoek wordt gedaan naar de gevolgen voor de diergezondheid en naar de mogelijkheden van het gebruik van alternatieven zoals pro- en prebiotica, organische zuren en enzymen.
Het opzetten van een surveillance-netwerk, bij voorkeur op EU-niveau, om de ontwikkeling van antibioticumresistentie te signaleren door het controleren van bacteriën afkomstig van mens en dier en van producten uit de voedselketen. Het is essentieel dat de uitkomsten van een dergelijke resistentiesurveillance kunnen worden gekoppeld aan betrouwbare gegevens over het gebruik van antibiotica bij mens en dier. Daarom moet worden bevorderd dat de verbruiksgegevens van deze middelen adequaat en op toegankelijke wijze worden geregistreerd.
Ten slotte wijst de commissie op de noodzaak het therapeutisch gebruik van antibiotica bij de mens en het therapeutisch en preventief gebruik bij het dier kritisch te (blijven) volgen en waar mogelijk te beperken.
Gezien het internationale handelsverkeer is het wenselijk dat de maatregelen gericht op het terugdringen van bacteriële resistentie-ontwikkeling als gevolg van AMGB-gebruik niet beperkt blijven tot Nederland. Terwille van een optimale doeltreffendheid moeten dergelijke maatregelen in internationaal verband, en tenminste op het niveau van de Europese Unie worden genomen.
Download publicaties Gezondheidsraad: Commissie Antimicrobiële groeibevorderaars. Antimicrobiële groeibevorderaars. Rijswijk: Gezondheidsraad, 1998; publicatie nr 1998/15.
Download publicaties
Geen opmerkingen:
Een reactie posten