maandag 30 mei 2011

Opkomst intensieve veehouderij bedreigt volksgezondheid

Opkomst intensieve veehouderij bedreigt volksgezondheid

Wereldwijd neemt de vraag naar dierlijke producten toe. Dat komt mede door veranderingen in eetpatronen van de bevolking in ontwikkelingslanden.

Omdat de vraag naar dierlijke producten toeneemt, stijgt ook het aantal fabrieken die dierlijke producten produceren. Fabrieken dus waarin met zo min mogelijk kosten zo veel mogelijk vlees, vis, melk en eieren geproduceerd worden. Dit wordt intensieve veehouderij of bio-industrie genoemd.

Voor de dieren die hiervan deel uitmaken is dat een ramp, want het leven in deze voedselfabrieken is allerminst leuk. Maar ook de mens loopt risicos. Ziektes die van dieren op mensen overgaan, het ongevoelig worden van ziekmakende bacteriën voor antibiotica vanwege antibioticagebruik in de veehouderij, het ongewild consumeren van groeihormonen en giftige stoffen als PCB's en dioxinen en de toenemende hoeveelheden mest die overal grond, lucht en water vervuilen, bedreigen ook onze gezondheid.

In 2020 zullen landen in Latijns-Amerika, Azië en Afrika de grootste leveranciers zijn van dierlijke producten en veel van die producten zullen uit de intensieve veehouderij komen. Veehouderijen in deze landen staan vaak dichtbij en soms zelfs midden in de dichtst bevolkte en snelst groeiende steden ter wereld. En omdat regelgeving in de betreffende landen veelal minimaal is (en dat hoogstwaarschijnlijk in 2020 ook nog het geval zal zijn), zullen grond, lucht en water vervuilen en zullen aan diervoeding, medicijngebruik en hygiêne slechts minimale eisen worden gesteld. Het brengt grote risico's met zich mee voor de volksgezondheid, zowel voor de plaatselijke bevolking als wereldwijd.

Groeibevorderaars
Zelfs in Nederland en de ons omringende landen waar het bol staat van regelgeving op het gebied van de veehouderij, gaat van alles mis. Zo liet minister Veerman in november 2004 nog 140 veehouderijen sluiten in verband met een mogelijke dioxinebesmetting. En in 1999 was in België meer dan 1500 ton met dierlijk vet verrijkt veevoer vervuild met dioxinen en PCB's, waardoor kippen en eieren massaal uit de winkels werden gehaald. PCB's, dioxinen en organochlorines, ook wel POP's genoemd, zijn giftige stoffen die zich ophopen in dierlijke en menselijke weefsels. Dieren die op een of andere manier POP's binnenkrijgen en opslaan in lichaamsweefsel, worden gegeten door andere dieren die deze giftige stoffen eveneens opslaan in lichaamsweefsel. Uiteindelijk worden deze dieren gegeten door de mens die de laatste schakel is in de voedselketen. Ook mensen slaan de giftige stoffen op in hun lichaamsweefsel. Bij elke stap hoger in de voedselketen nemen de giftige stoffen toe. Ze worden bij mensen onder meer in verband gebracht met een verhoogd risico op kanker, verstoring van de hormoonhuishouding en het immuunsysteem, voortplantingsproblemen en een verhoogd risico op suikerziekte.

Dierlijk vet wordt aan het veevoer toegevoegd om de groei van dieren te bevorderen. Het gebruik hiervan is in veel landen toegestaan, met name in ontwikkelingslanden. Ook in Nederland en in de EU is het toegestaan om dierlijke vetten te verwerken in diervoeders, mits de vetten aan de juiste (verwerkings)eisen voldoen.

Ook het gebruik van hormonen als groeibevorderaar is omstreden. De Europese Unie heeft gebruik van geslachtshormonen in de veehouderij verboden vanwege het risico op hormoonresten in het consumptievlees. Elders wordt echter nog veel gebruik gemaakt van hormonen. Van de vleeskoeien in de Verenigde Staten krijgt meer dan 90% hormonen toegediend als groeibevorderaar en eenderde van de Amerikaanse melkkoeien krijgt groeihormonen om de melkproductie te verhogen. Groeihormonen kunnen in vlees, melk of eieren terechtkomen en volgens onderzoekers kunnen sommige van deze hormonen de hormoonhuishouding en voortplantingssystemen van mensen en dieren beinvloeden.

Ook antibiotica worden in de bio-industrie veelvuldig gebruikt als groeibevorderaar. Volgens de WHO en de Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties (FAO) is het enorme gebruik van deze middelen in de bio-industrie er verantwoordelijk voor dat ziekteveroorzakende bacterien ongevoelig worden voor deze middelen. Hierdoor wordt het steeds lastiger om bepaalde ziektes bij mensen en dieren te bestrijden. Desondanks neemt wereldwijd het gebruik van antibiotica nog altijd toe. In de pluimveesector is het gebruik sinds 1980 gemiddeld gestegen met 30% per vogel. Slachtkoeien krijgen in vergelijking met 15 jaar geleden gemiddeld 28% meer antibiotica toegediend, varkens 15%. De Europese Unie heeft onlangs besloten zeven antibiotica te verbieden als groeibevorderaar en mogelijk worden vanaf 2006 alle groeibevorderaars verboden. In andere landen is dat nog lang niet het geval. In de VS bijvoorbeeld belandt van de 18.000 ton antibiotica die jaarlijks voor medische doeleinden en in de landbouw worden gebruikt 12.600 ton in de veehouderij.

Zoönoses
Zoönoses, ziektes die van dieren op mensen worden overgebracht, vormen eveneens een groot gevaar. Bekend zijn reeds de gekke-koeienziekte en de vogelgriep. Minder bekend is het Nipah-virus dat in 1997 ontdekt werd in een klein Maleisisch dorpje en ruim 100 dodelijke slachtoffers maakte. In Bangladesh zijn vorig jaar eveneens dodelijke slachtoffers gevallen door dit virus.

Volgens de WHO zijn sinds april vorig jaar in Engeland 146 mensen gestorven aan de ziekte van Creutzfeldt-Jacob, de menselijke vorm van de gekke-koeienziekte. Goedkope afvalproducten uit de vleesindustrie die door het voedsel van koeien gemengd worden, zijn vermoedelijk de oorzaak van deze ziekte.

In februari 2003 brak in de Nederlandse pluimveesector het vogelgriepvirus uit. Meer dan 30 miljoen kippen moesten worden geslacht en de financiele schade was enorm. Maar ook werden onverwacht veel mensen besmet met het virus en moesten twee mensen de ziekte zelfs met de dood bekopen. Volgens de FAO zou de vogelgriep veroorzaakt kunnen zijn door de snelle groei van pluimvee- en varkenshouderijen in Azië en de grote concentratie van bio-industrie in Thailand, Vietnam en China. Alleen al in Zuidoost- en Oost-Azië worden naar schatting jaarlijks 6 miljard! slachtkuikens gefokt. In Vietnam en Thailand eiste het vogelgriepvirus vorig jaar 32 doden. De vogelgriep is de meest waarschijnlijke bron van een nieuwe menselijke grieppandemie. Volgens sommige wetenschappers is het niet meer de vraag of deze pandemie er komt, maar wanneer.

Maagdarminfecties, veroorzaakt door voedselvergiftigingen met Campylobacter-, Salmonella- en E.coli-bacterieën kunnen soms dodelijk aflopen. Miljoenen mensen lijden aan deze infectieziektes, vooral in ontwikkelingslanden. In de VS zijn voedselgerelateerde ziektes jaarlijks verantwoordelijk voor naar schatting 76 miljoen ziektegevallen en 5000 doden.

De Campylobacter-bacterie zou wereldwijd voorkomen in 90% van de slachtkuikens, 100% van de kalkoenen en 88% van de tamme eenden. In de Europese Unie - met al zijn regelgeving - lopen jaarlijks naar schatting bijna twee miljoen mensen een Campylobacter-besmetting op. Een belangrijke besmettingsbron is het afdekstro waarop pluimvee wordt gehouden. Interessant is dat tijdens de dioxine-crisis in België in 1999, toen kippen en eieren massaal uit de winkels werden gehaald en iedereen huiverig was om kip of eieren te eten, het aantal Campylobacter-infecties bij mensen in een maand met 40% daalde.

Ook de Salmonella-bacterie verspreidt zich door middel van het vochtige afdekstro. Echter, Salmonella-enteriditis kan eieren al besmetten nog voordat ze gelegd zijn. Behalve dat de Salmonella-bacterie bij mensen koorts en diarree veroorzaakt, kan ze wanneer ze in het milieu terechtkomt ook oppervlaktewater, grond en rivieren vervuilen. Veel Salmonella-bacterien zijn inmiddels ongevoelig voor antibiotica.

De E.coli-bacterie komt voor in darmen en kan bij het slachten van vee het vlees besmetten. De bacterie veroorzaakt nierfalen, bloederige diarree en zelfs de dood, vooral bij ouderen en kinderen. Zo'n 25% van de gevallen van diarree bij kinderen in ontwikkelingslanden wordt aan deze bacterie toegeschreven. In Walkerton, Ontario, liepen onlangs meer dan 1300 inwoners een E.coli-vergiftiging op nadat het drinkwater in de stad was verontreinigd door nabijgelegen veehouderijen.

Mest
De verwerking van mest is een groot probleem. De 2,5 miljard varkens en koeien op deze wereld scheiden meer dan 80 miljoen ton stikstof uit! Ter vergelijking: de totale menselijke bevolking produceert 30 miljoen ton. Nitraat uit mest kan grondwater vervuilen en daarmee eveneens een risico vormen voor de volksgezondheid. Er is een verband gelegd tussen hoge concentraties nitraat in drinkwater en een verhoogd risico op miskramen. Een ander onderzoek wees uit dat mensen die naast bio-industriebedrijven wonen meer last hebben van ademhalingsproblemen, misselijkheid, moeheid, verstopte oren en geirriteerde ogen, neus en keel.

Grondwater
Omdat de geïnjecteerde mest het grondwater vervuilt met allerlei zaken die niet in water thuis horen is het langdurige gebruik van opgepompt water voor de gewassen te besproeien niet meer raadzaam in het Land van Cuijk. 

Bio-industrie en fastfoodketens
De bio-industrie is veelal ontwikkeld om goedkope dierlijke producten te leveren aan o.a. fastfoodrestaurants, waardoor er een relatie ligt tussen de opkomst van de fastfood- en de bio-industrie. Tussen 1996 en 2001 was er een toename van 126% in het aantal fastfood-vestigingen in Azië, het Pacifisch gebied, het Midden Oosten en Afrika. In India groeit de fastfood-industrie jaarlijks met 40%, zodat hier in 2005 een omzet verwacht wordt van meer dan een miljard! dollar. Naarmate fastfoodketens zich meer en meer vestigen in ontwikkelingslanden, zullen de mensen aldaar andere eetpatronen ontwikkelen die ziektes met zich meebrengen die daaraan gerelateerd zijn. Volgens de WHO en FAO komen hart- en vaatziekten in China en India nu al vaker voor dan in alle economisch ontwikkelde landen samen.

Gelukkig is er in Europa steeds meer aandacht voor duurzame, meer veilige en meer diervriendelijke alternatieven voor de bio-industrie in de vorm van biologische veeteelt. De nadelen van de bio-industrie kennen we al. Waarom moeten ontwikkelingslanden onze fouten nog eens herhalen? Laten we hopen dat de WHO en andere beleidsmakers genoeg invloed willen en kunnen uitoefenen om dat te voorkomen, zowel voor het welzijn van de desbetreffende dieren als voor de gezondheid van de mensen all over the world.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten