maandag 30 mei 2011

Wat is Koe?

Wat is Koe?



Er staan ’s zomers nog koeien in de wei. Maar ze dreigen uit het landschap te verdwijnen omdat het voor een boer nu eenmaal veel makkelijker en voordeliger is om zijn koeien op stal te houden. Een koe die in de wei loopt, kost immers scheppen geld want ze vreet voor zes. Met haar tong maait ze een portie gras naar binnen, en met haar poten vertrapt ze tegelijk vier andere porties. Om de zoveel tijd piest en poept ze en maakt zo het gras op die plek voor andere koeien ongeschikt voor consumptie.


Al dat gewandel door de wei kost bovendien energie, maar daarvoor laat een boer zijn koe niet eten. Ze wordt geacht al haar energie te gebruiken om melk te produceren. Dus is het voordeliger de koe op stal te laten staan en de boer te laten grazen. Hij maait het gras en brengt het vervolgens bij de koeien die in grote stallen staan. Of liggen, want dat is het voordeligst. Zo verdwijnen de koeien langzaam maar zeker uit het Nederlandse landschap en slijten ze het grootste deel van hun productieve leven in stallen waar ze zich stierlijk vervelen.


Dat er zomers nog koeien in de wei staan, is vooral bedoeld om reclame voor de agrosector te maken. Het groene, gezonde imago van die bedrijfstak heeft de afgelopen jaren een paar fikse deuken opgelopen. Dat begon in de jaren tachtig van de vorige eeuw met de Westlandse tuinders die van de Duitse consument op hun brood kregen dat ze geen tomaten, maar 'wasserbomben' produceerden. Geen smakelijke liefdesappels, zoals de tomaat vroeger werd genoemd, maar snottebellen in een rood velletje.


Daarna brak de rel rond de gekke koeienziekte los. Een uitbraak van varkenspest niet lang daarna deed de rest. De gruwelijke beelden van varkenslijken die met een grijper in grote vrachtwagens werden geladen alsof het om balen hooi ging, zorgden er voor dat de Nederlandse consument zich voor het eerst ging afvragen waar ze op het platteland nou in hemelsnaam mee bezig waren.


Maar het geheugen van de consument is kort, en eenmaal in de supermarkt blijkt zijn denkvermogen vooral in de portemonnee te zitten. De vleesconsumptie is binnen een paar maanden na zo’n calamiteit weer snel op het oude niveau. Een schandaal met de Belgische dioxinekippen en varkens die vol zitten met kankerverwekkende stoffen zorgde voor niet veel meer dan een lichte rimpeling en tijdelijke verschuiving in het eetgedrag.


In veevoer wordt rioolslib, bedrijfsafval en slachtafval verwerkt. Rioolslib is de viezigheid die in de zuiverings­installaties uit het rioolwater wordt gehaald voordat dat water weer de sloten in mag. Bedrijfsafval is de verzamelnaam voor de restanten van bijvoorbeeld restaurants, ziekenhuizen of kantines van grote bedrijven. Slachtafval is niet alleen alles wat een slager niet meer kan verkopen. Ook de kadavers van de op de boerderij gestorven dieren die de boeren langs de kant van de weg leggen, horen er toe. De consument ligt er allang niet meer wakker van dat hij delen van deze weerzinwekkende cocktail in de vorm van een biefstuk of karbonade op zijn bord terugvindt.


De affaires van de afgelopen jaren hebben echter wel één ding duidelijk gemaakt. Terwijl de consument zich gulzig te goed had gedaan aan weer een goedkope karbonade, vormde de landbouw zich om van een natuurlijke agrarische activiteit tot een kunstmatige industriële tak van economische bedrijvigheid. Dieren werden gedegradeerd tot machines die moeten gehoorzamen aan de ijzeren wetten van de industriële productie. Als een machine eenmaal aan staat, moet die als het even kan vierentwintig uur per dag, zeven dagen per week en tweeënvijftig weken per jaar produceren.


Dat industriële beeld van de landbouw moest volgens de voormannen uit de sector zo snel mogelijk weg van het netvlies van de consument. En daarom stuurden veel boeren hun koeien weer naar buiten. Het is overigens meestal jongvee dat nog geen melk geeft en ze staan op een stukje land waar de boer net gemaaid heeft. Of op een stukje land waar hij van plan is binnenkort nieuw gras in te zaaien. Zijn ze 's zomers buiten, maar kunnen ze niets vernielen.


Toch zijn de koeien in de wei, voor wie goed kijkt, geen reclame voor de landbouw. Een normale koe heeft op haar kop twee horens, maar in de veeteelt zijn ze weggehaald. Dat vindt de boer nodig omdat de ruimte per koe in de stallen vergeleken met het weiland niet erg groot is. Veel levende wezens in een kleine ruimte leiden tot irritatie en dan wil er onderling nog wel eens een tik worden uitgedeeld. Maar als de horens van een kop zijn gehaald, blijft de schade beperkt tot een onschuldig kopstootje. Bovendien kunnen die horens behoorlijk in de weg zitten als een koe in de stal zijn kop door het hekwerk waarachter het voer ligt, moet steken.


In plaats van horens op hun kop hebben de koeien nu gele nummerborden in hun oren geslagen kregen. Die nummer­borden voor koeien zijn nodig omdat er met koeien gefraudeerd kan worden. Veel boeren zijn overigens tegen die nummer­platen, maar ze moeten wel. Zonder gele nummerplaat is een kalf of koe onverkoopbaar. Het kalf voelt, naar zeggen van de uitvinders van het systeem, niets van die nummerplaten. Het is een soort piercing, maar wel met dit verschil dat het kalf er niet om heeft gevraagd.


Een melkveehouder is altijd op zoek naar mogelijkheden om de productiviteit van zijn veestapel te verhogen. Daarom koopt hij af en toe nieuwe koeien ter vervanging van koeien die zijn uitgemolken. De hoogte van de prijs van een koe wordt bepaald door haar melkproductie, maar hoe hoog die zal zijn, moet nog maar worden afgewacht. Daarom kijkt een boer als hij een koe koopt niet zozeer naar de koe, maar logischerwijs naar haar ouders. Als de moederkoe een hoge productie had, en de stier ook hoogproductieve nakomelingen, is de kans groot dat hun nageslacht eveneens hoogproductief is.


Die burgerlijke standgegevens staan nu op de gele nummerborden in de koeien-oren. Vroeger had de koe een paspoort dat door de boer in huis werd bewaard. In dat boekje stonden alle gegevens van het voorgeslacht van de koe, inclusief een soort pasfoto van het dier. Elke koe heeft een voor haar specifieke tekening van zwarte en witte vlekken op de vacht. Tekenaars trokken nog niet zo gek lang geleden in het voorjaar de weilanden in om tekeningen van jonge kalfjes te maken. Zo kreeg elke koe haar eigen pasfoto.


Dat registratiesysteem bleek fraudegevoelig want er kon vrij simpel mee geknoeid worden. Papier is geduldig en zo kon een laagproductief kalfje probleemloos worden gepromoveerd tot een hoogproductieve koe. Met de gele nummerborden is dat een stuk lastiger. Maar het kan wel, want intussen blijkt het systeem van de nummerborden in de oren van de koeien ook behoorlijk fraudegevoelig te zijn. Het zijn overigens niet de koeien die frauderen. Daarom zitten die gele nummerborden in de verkeerde oren.


Wanneer een koe eenmaal klaar is om melk te gaan leveren, krijgt ze een halsketting. Daaraan hangt een apparaatje dat precies registreert hoeveel de koe wanneer wat gegeten heeft. Van tijd tot tijd krijgt een koe trek en wandelt op haar gemak naar de etensbakken in de stal. Die bakken staan in verbinding met de centrale voercomputer. Via de gegevens in de hals­ketting van de koe gaat de computer eerst na wanneer de koe voor het laatst gegeten heeft, en hoeveel. Vervolgens rekent de computer, en niet het oergevoel in de maag van de koe, uit of het tijd is om te eten of niet. De formule die de computer gebruikt is simpel: wat moet er aan voer in de koe worden gestopt om er tegen zo weinig mogelijk kosten zo veel mogelijk melk uit te krijgen.


Zo is van de koe een machine gemaakt die melk produceert.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten