dinsdag 14 juni 2011

Tijdbom

De mens beschikt over een eigenschap die hem nog wel eens lelijk zou kunnen opbreken: hij kan niet met z'n vingers van de natuur afblijven. De natuurlijke opbrengsten van dier en plant zijn hem niet goed genoeg, en dus knutselt hij net zo lang tot er een methode is gevonden om die productie op te schroeven. Dat gebeurde tot voor kort via veredeling. Door verschillende planten binnen een soort - met dieren gaat het ook - met elkaar te kruisen wordt geprobeerd gunstige eigenschappen van de een te combineren met die van de ander en over te brengen op een nieuwe plant. Of dier.

De veredeling heeft in het verleden geleid tot spectaculaire opbrengstverbeteringen die via verbeterde teelttechnieken nog eens een keer omhoog werden gebracht. Het jongste kunstje op dat gebied is de zogenoemde genetische manipulatie. Hierbij gaat het niet om het kruisen van verschillende eigenschappen, maar wordt geknutseld op het niveau van de genen. Er kunnen met deze biotechnologie kleine wondertjes tot stand worden gebracht. En toch zou het wel eens zo kunnen zijn dat we met dit agrotechnologische hoogstandje eigenlijk bezig zijn een doos van Pandora te openen. Daaruit kunnen nieuwe ziekten en plagen opduiken via een proces dat onomkeerbaar en niet meer te stoppen is.

De toepassingen zijn het verst gevorderd in de plantkunde en de resultaten ervan worden door de grote biotechnologiebedrijven verkocht als zegeningen voor de mens en het milieu.

Een van de grootste problemen in de landbouw is het onkruid. Machinaal verwijderen is niet altijd mogelijk en met de hand is het onbegonnen werk of te duur. Daarvoor zijn bestrijdingsmiddelen uitgevonden. Om het onkruid weg te houden moet een paar keer per jaar worden gespoten en dan nog is het niet altijd effectief. Er zijn wel effectieve bestrijdingsmiddelen, maar die doden alle planten. De Amerikaanse gifproducent Monsanto, maker van de allesdoder round-up, borduurde biotechnologisch op dat thema voort. Hun biologen sleutelden net zo lang aan de genen van een sojaplant tot deze resistent was geworden voor round-up. Dat wil zeggen, het gif round-up kon de sojaplant niet meer doden.

Dit ei van Columbus wordt inmiddels op grote schaal en niet alleen in Amerika toegepast. Boeren kopen gemanipuleerd sojazaad bij Monsanto en bestellen daar ook het gif round-up. Als de soja plantjes en het onvermijdelijke onkruid eenmaal zijn opgekomen gaat er een keer de spuit over en aanschouwt de boer het wonder. Het onkruid is verdwenen, de soja groeit en bloeit als nooit tevoren en de boer zit met huid en haar vast aan Monsanto. In landbouwkringen worden de voordelen breed uitgemeten. De productie per vierkante meter gaat omhoog want de sojaplant hoeft niet meer te concurreren met het onkruid. Dat is goed voor de boer. Er hoeft maar een keer te worden gespoten. Dat is goed voor het milieu. En het is helemaal goed voor Monsanto want het hele proces is stevig met octrooien en patenten vastgetimmerd.

Voor de Amerikaanse boeren is de coloradokever een nachtmerrie. Ze vreten binnen de kortste keren grote delen van de oogst weg. En gif spuiten helpt niet meer. De beestjes zijn ongevoelig geworden voor het gif. Dat gaat als volgt. Na een bespuiting met gif zijn er altijd wel een of twee exemplaren die de aanval hebben overleefd. Die planten zich weer voort. Bij de volgende spuitbeurt blijven er niet twee, maar tien of twintig over. Ook die planten zich weer voort. En voor de boer het weet, spuit hij zich een ongeluk en lacht de coloradokever zich hetzelfde want het gif doet hem niets. Dat heet resistentie en er is niks tegen te doen. Behalve dan via genetische manipulatie.

In de hal van het centrale onderzoekscentrum van het grootste biotechnologieconcern ter wereld, Monsanto in St. Louis, staan in een glazen vitrine twee aardappelplanten de zegeningen van genetische manipulatie te bewijzen. De rechterplant is er slecht aan toe, coloradokevers doen zich er dan ook te goed aan. De linkerplant blaakt van gezondheid, hoewel het ook hier wemelt van de coloradokevers. Ze zitten echter niet op de plant, maar liggen er voor. Morsdood.

Biotech-ingenieurs van Monsanto hebben de linkerplant voorzien van een eiwit dat de maagwand van de coloradokever wegvreet als hij eenmaal van de plant heeft gesnoept.

Ook met andere planten heeft Monsanto soortgelijke kunstjes uitgehaald. De Amerikaanse boeren zijn en masse gevallen voor het genetisch gemanipuleerde plantenmateriaal. De kosten zijn vergeleken met 'normaal' plantgoed fors hoger, maar dat zijn de voordelen ook. Naar schatting bestaat 50% van het areaal sojabonen in Amerika uit genetisch gemanipuleerde planten. Voor katoen is dat 40%, en voor maïs 25%. Volgens Monsanto hadden die cijfers gemakkelijk verdubbeld kunnen worden, maar er is op dit moment onvoldoende genetisch gemanipuleerd materiaal voorhanden om aan de vraag te kunnen voldoen.

De volgende stap die de biotechbedrijven in de landbouw willen zetten, is het maken van 'genetische cocktails': planten die verscheidene insecten kunnen doden, resistent zijn tegen meer dan één bestrijdingsmiddel en resistent tegen schimmels.

Het biotechbedrijfje Applied Phytologics Inc. in Californie is met zijn ambities nog enkele stappen verder. Waar grote bedrijven als Monsanto zich voornamelijk bezighouden met biotechnologie die vooral voordelen voor de boer heeft, zoekt Applied Phytologics het in toegevoegde waarde voor de consument. Dat gaat heel ver. Het bedrijf werkt aan een rijstvariant die niet alleen voedingswaarde heeft, maar ook een essentieel bestanddeel bevat voor de aanmaak van menselijk bloed. Volgens hun plannen wordt bloedtransfusie straks niet meer toegediend via een slangetje, maar via een bord rijst. Ook dat is maar een tussenstap. Het uiteindelijke doel is planten zodanig genetisch te manipuleren, dat ze plantaardige 'biofabrieken' worden die bijvoorbeeld milieuvriendelijke olievervangers produceren, waardoor zelfs het broeikaseffect ongedaan wordt gemaakt.

De Amerikanen kijken vooral naar deze onmiskenbaar grote voordelen van genetische manipulatie. Biotechnologie verhoogt de landbouwproductie immers niet alleen op bestaande landbouwgronden, maar gaat ook productie mogelijk maken in gebieden die nu klimatologisch ongeschikt zijn. Deze ontwikkeling is volgens hen broodnodig omdat de wereldbevolking maar blijft groeien.

Dank zij biotechnologie kan het voedseltekort - er zijn nog steeds 800 miljoen mensen die honger lijden - worden opgelost. Dank zij biotechnologie kan het gebruik van bestrijdingsmiddelen drastisch worden teruggedrongen en dat is weer goed voor het toch al te zwaar belaste milieu. Een populair voorbeeld van milieuvriendelijke genetische manipulatie is de poging om gekleurd katoen te produceren. Katoen is een veel gebruikte kledingstof, maar helaas wit. Kleurtjes moeten per verfbad worden aangebracht en dat is een zwaar milieu belastend procédé. Monsanto werkt hard aan een blauwe katoensoort waardoor straks niet meer al die miljoenen spijkerbroeken hoeven te worden geverfd. En: de kleuren vervagen niet!

In Europa wordt koeltjes kennis genomen van al die zegeningen. Men worstelt vooral met de vraag of genetische manipulatie al dan niet een te grote ingreep is in Gods schepping of in moeder natuur. In de VS is die discussie al een paar jaar geleden volkomen verstomd door de constatering dat genetische manipulatie ook in de natuur voorkomt. Met het versnellen en verbeteren van dat proces in een laboratorium is 'dus' moreel, ethisch en biologisch niets mis. Het inbrengen van dierlijke of zelfs menselijke genen in plantaardig materiaal is in die optiek niet veel anders dan een slimme manier om goedkoop onmisbare bouwstenen voor het menselijk lichaam te produceren.

Dat genetische cocktails een 'genetische gifbeker' kunnen worden zoals critici in vooral Europa beweren, is volgens wetenschappers in dienst van de industrie ondenkbaar: de manipulatie vindt in laboratoria en dus onder gecontroleerde omstandigheden plaats. Bovendien worden de resultaten eerst uitvoerig getest alvorens het eindproduct op de markt wordt gebracht. Die tests beperken zich overigens hoofdzakelijk tot de vraag of het gemanipuleerde product ook daadwerkelijk beter is dan de voorgangers.
Het gemanipuleerde product komt langs verschillende manieren in het eco-systeem terecht. Allereerst via de voedselketen. Mensen en dieren eten voedsel waarin gemanipuleerde producten zoals soja en graan zijn gebruikt. De niet voor consumptie geschikte plantendelen worden vaak als bemesting gebruikt en onder geploegd. Zo verdwijnt er dus op grote schaal genetisch gemanipuleerd materiaal in de bodem. Geen probleem, zeggen de voorstanders van genetische manipulatie. De restanten verdwijnen gewoon. Mogen we hopen, want er is geen enkele zekerheid dat zich in de Amerikaanse bodem niet een genetische tijdbom aan het ont­wikkelen is.

Voor onderzoek naar eventuele schadelijke lange termijneffecten bestaat volgens veel onderzoekers bij de biotechbedrijven geen enkele wetenschappelijke noodzaak. Zij verdedigen dat als volgt. Bij genetische manipulatie draait het in feite om geknutsel aan eiwitstructuren. Die structuren zijn in geïsoleerde toestand, dus op celniveau buiten de plant, onstabiel en vallen dan ook al snel uit elkaar. De industrie ziet hierin aangetoond, dat gemanipuleerde genen in resten van gemanipuleerde planten in de bodem geen kwaad kunnen omdat ze toch snel uit elkaar vallen. Dat zou ook gelden voor de opname van gemanipuleerde genen door het menselijk lichaam. De eiwitstructuren worden al in de maag zodanig afgebroken, dat ze niet in de bloedbaan kunnen worden opgenomen.

Die theorie lijkt niet langer houdbaar. Onafhankelijke onderzoekers aan Amerikaanse universiteiten, onder meer die van New York, hebben op laboratoriumschaal aangetoond dat gemanipuleerde genen wel degelijk gedurende langere tijd in de bodem kunnen overleven. De nog niet beantwoorde hamvraag is nu, of die genen verbindingen aangaan met micro-organismen en op die manier structureel het bodemleven kunnen veranderen.

De Amerikaanse boer ligt er niet wakker van. Hij heeft vooral oog voor wat er zich op biotechgebied boven de grond afspeelt. En dat zijn de als nooit tevoren zacht in de wind golvende velden die bijna barsten van de sojabonen en de maïskolven.

Maar de wind is aan het draaien. In de zomer van 1999 maakte de Engelse roddelpers gehakt van voedsel waarbij gebruik was gemaakt van genetisch gemanipuleerd materiaal. Ze noemden het ‘Frankenstein-food’ en joegen met die term de consumenten zo de stuipen op het lijf dat die tegen de supermarkten te hoop liepen. Binnen een paar weken besloten de Albert Heijns van Engeland al het voedsel waar genetisch gemanipuleerde stoffen in zitten uit hun schappen te halen. Onze eigen Albert Heijn zit nu ook op die lijn.

Wakker geschud door de opwinding in Europa begonnen Amerikaanse en Japanse consumentenorganisaties zich ook te roeren. Volgens de Amerikaanse keuringsdienst voor waren en medicijnen is er niets mis met het genetisch gemanipuleerd voedsel. Maar voor de zekerheid kondigde de dienst in de herfst van 1999 aan de zaak toch maar opnieuw te gaan onderzoeken.

Intussen worden er voor het vierde achtereenvolgende jaar honderdduizenden tonnen maïs, graan en soja langs genetisch gemanipuleerde weg geproduceerd. Mocht het onderzoek van de Amerikaanse dienst van waren en medicijnen uitwijzen dat het genetisch gemanipuleerde voedsel toch niet zo veilig is als eerst werd aangenomen, dan hebben we een probleem. Dan tikt de tijdbom namelijk al.

En niemand weet hoe de klok daarvan moet worden stil gezet.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten