woensdag 8 juni 2011

Virus

De bewoner van het platteland heeft het vandaag de dag niet makkelijk. En al helemaal niet als hij of zij eigenaar is van een toompje kippen dat bij wijze van voorbeeld bestaat uit drie stuks: een haan en twee kippen. Toegegeven, twee kippen is wat weinig voor één haan, maar het waren er oorspronkelijk dan ook vier. De helft is vorige zomer een natuurlijke dood gestorven. Vrijwel zeker opgevreten door een vos, want alles wat na enig zoeken onder een afdakje werd gevonden, was een hoopje veren.

Sindsdien lopen de kippen uit het voorbeeld in een forse ren: binnen, want afgeschermd van de vossen, en toch buiten, want er zit geen dak op. Van de ministers van landbouw mag dat op gezette tijden niet meer. Om de Nederlandse professionele pluimveehouderij te redden, moet alles wat veren heeft, worden opgehokt als de wind in het oosten zit. Verder willen de beschermheren en beschermvrouwen van de bio-industrie straks alle hobbykippen verplicht laten vaccineren.

Of het helpt in de strijd tegen het virus is zeer de vraag. Ophokken lijkt een zinnige maatregel, maar is het niet. Het overgrote deel van het in Nederland gehouden pluimvee zit namelijk al binnen. Nou ja, pluimvee. Het heeft veren en het kakelt, maar daar houdt de vergelijking met echte kippen en kuikens dan ook wel op.

De bio-industrie heeft het pluimvee dat haar stallen bevolkt niet alleen met het wegbranden van snavels en kortwieken van vleugels uiterlijk misvormd. Met tot het randje uitgevoerde fokprogramma's is bovendien alle genetische variëteit, en daarmee elke weerstand, uit de soort weg geselecteerd.

Om te voorkomen dat de verzwakte kippen en kuikens voortijdig aan doorgaans onschuldige ontstekingen sterven, worden ze op een ruim dieet van antibiotica gezet. Het H5N1-virus lacht daar om. Antibiotica helpen tegen bacteriën, niet tegen virussen. Op het ook voor de mens gevaarlijke virus werken die miljoenen weerloos gemaakte kippen en kuikens dus als een magneet.

De pluimveehouderij, die met het ophokken van hobbydieren moet worden beschermd, houdt intussen zelf open huis. Een beetje stal herbergt ruim 15.000 leghennen of ruim 40.000 vleeskuikens, die naast voer, water en antibiotica ook verse lucht nodig hebben.

Daarom hangt aan het ene eind van de stal een forse ventilator die op gezette tijden lucht en alles wat daar aan virus in hangt, naar binnen zuigt. Eenmaal binnen, gebruikt dat virus de kakelende verenmassa als een soort potgrond om zichzelf te vermeerderen. Met dank aan de betreffende pluimveehouder laat het vetgemeste virus zich vervolgens door de ventilator aan het andere eind van de stal weer naar buiten blazen. Op naar de volgende slachtoffers bij de buurman, waar de wenkende ventilator al wacht.

Alsof dat systeem van virusverspreiding nog niet genoeg is, gaat het transport van kip- en kipproducten binnen de bio-industrie zolang het virus nog niet echt is geconstateerd, gewoon door. Voor een virus een bron van verspreiding om de tentakels bij af te likken.

Onder die omstandigheden is het niet de vraag of, maar wanneer het virus hier toeslaat. En dus is het ophokken van hobbykippen vooral een symbolische maatregel. Immers, bij een kip die een beetje stevig in de veren zit, zorgt het virus hooguit voor een beetje verkoudheid.

Er zullen daarbij best een paar kippen sneuvelen. Dat heet natuurlijke selectie en daar wordt de soort alleen maar sterker van. Maar dit natuurlijke mechanisme gaat de sector te traag.

De huidige ophokmaatregel is bovendien nogal lachwekkend. Kippen mogen wel uit het hok als ze maar op een of andere manier onder een afdakje, desnoods van plastic, zitten. Alsof het virus zich uitsluitend verticaal verspreidt.

Toch worden in het voorbeelddorpje de kippen braaf, zij het tandenknarsend, opgehokt. Hun eigenaren kijken, terwijl ze hannesen met grote stukken plastic, naar twee weilanden verderop, waar een paar grote stallen met vleeskuikens staan. Als daar het virus opduikt, worden de kippen in het dorp, ook al zouden die gezond zijn, eveneens geruimd.

De gedachte alleen al leidt tot een stevig potje achteruit bidden. Maar daar blijft het bij. Er wordt net als de vorige keer onderduik voor de kippen overwogen. Maar net als de vorige keer blijft het vrijwel zeker bij de overweging. Als de tijd daar is en de kippenpolitie van het ministerie van landbouw langs­komt, worden kerngezonde kippen braaf ter slachting afgegeven.

De burger buigt nog steeds voor de boer. Niet alleen op het platteland. Ook in Den Haag en Brussel wordt de hoed voor het nog immer invloedrijke Groene Front hoog geheven.

Het belang van in dit geval de pluimveesector gaat immers boven alles. Dat belang is overigens beperkt. Volgens de jongste cijfers van de productschappen Vee, Vlees en Eieren bestaat de sector uit 1247 bedrijven, die samen 30 miljoen leghennen gebruiken. Verder waren er vorig jaar 740 bedrijven waar in zes weken tijd 27,4 miljoen kuikens van een paar gram naar ruim twee kilo werden gevoerd. Over het hele jaar gerekend zijn dat er dus, met inachtneming van een week pauze per cyclus, ruim 203 miljoen.

Voor nog geen tweeduizend ondernemers worden per jaar ruim 230 miljoen dieren mishandeld, gaat als het virus is gearriveerd de halve samenleving op haar kop en lopen we het risico dat de gevreesde grieppandemie hier begint. Het is hoog tijd voor de enige maatregel die echt zoden aan de dijk zet: stop met de bio-industriële pluimveehouderij.

Als het even kan voordat het virus is gearriveerd.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten